
De dingen hebben hun verhaal
In mijn technieklokaal staan heel veel dingen die geen dingen mogen heten. Als je het hebt over een dinges die je nodig hebt om die andere dinges te dingesen wordt de zaak er niet veel duidelijker op. Het begin van begrijpen is de naam van iets of iemand kennen. Je maakt immers kennis door elkaar je naam te geven. Het was vast niet zonder reden dat het Adams eerste klus was in het paradijs.
Als je iets een naam geeft heb je er aandacht voor, je moet er naar kijken, meer nog, je moet het zien.
En mijn leerlingen leren daarom de namen van bijvoorbeeld gereedschap. Wat is een waterpomptang? Wat heeft een tang eigenlijk met een waterpomp te maken? Een klauwhamer, lijkt me duidelijk, maar een bankhamer? En waarom moet er een winkel in winkelhaak? De dingen hebben hun verhaal en daarom mag het, moet het, een naam hebben. Als je iets een naam geeft heb je er aandacht voor, je moet er naar kijken, meer nog, je moet het zien. “Meneer, dat hoef ik allemaal toch niet te weten want daar ga ik later toch niets mee doen”. De precisie waarmee mijn leerlingen hun toekomst voorspellen is omgekeerd evenredig aan hun leeftijd. Ik hoop maar dat ze ergens onderweg gaan ontdekken dat leven zonder verhalen een leven zonder verhaal is.
Daarom kan ik moeilijk iets weg doen, want dan moet ik een verhaal laten gaan. Het probleem is dat mijn lokaal zo langzamerhand uitpuilt van de verhalen. Eigenlijk is niet dat het probleem, het probleem is dat er een verhuizing aan zit te komen, en verhuizen betekent onvermijdelijk afscheid nemen. Maar soms is dat een zegen.
Op een van mijn kasten stond jarenlang een model van de Utrechtse Domtoren. Exact op schaal en gebouwd uit heel precies gesneden stroken grijs papier. Ik had hem gekregen van de leerling die het had gemaakt. Toen ze haar werkstuk inleverde wist ze dat ik wist dat ze het absoluut niet in haar eentje voor elkaar had gekregen. Haar opa had ‘een klein beetje geholpen’. En dat was meer dan een klein beetje zichtbaar. De toren bezat de transparantie en lichtheid die de bouwers van het origineel voor ogen moet hebben gestaan. Telkens als ik het van de kast pakte trok het de bewonderende aandacht van mijn leerlingen. Het verhaal dat ik bij de toren vertelde ging over hoe je een vlakke vorm, zoals een stuk papier, een dimensie méér kunt geven.
Niet alleen lengte en breedte, maar ook hoogte.
Een paar dagen geleden kwam ze langs, mijn oud-leerling, ze was er zeker van dat ik de Domtoren niet weggegooid had. Of ze hem terug mocht hebben om er zelf een verhaal mee te gaan vertellen. Nu heb ik een lege plek op de kast maar gelukkig ook een ander verhaal om die plek te vullen.
Want, zei ze, de toren is voor mijn opa, nu zo oud dat zijn leven de verhalen begint los te laten.
Als een wandelstok voor wankele benen, zo kan een ding met een verhaal dat zijn voor een wankelend geheugen. De toren vertelt nu het verhaal van een opa en zijn kleindochter, en misschien blijkt hij hoog genoeg, zodat ze samen een stukje terug kunnen kijken over de tijd.
Geschreven door docent Pieter Wierenga